Jantje Beton - Een kind dat opgroeit in een drukke stad, zonder speelmogelijkheden. Jan Boezeroen - De werkman. Jan Contant - Iemand die altijd contant betaalt. Jan Doedel; Jan Joker; Jan Jurk; Jan Lul, Jan Gat, Jan Hen - Sukkel. Jan Kordaat: een dappere kerel. De tegenpool van Jan Salie. Jan-met-de-pet - De gewone man. Jan Modaal - Iemand met een gemiddeld inkomen.